Dat lukt nu niet meer. Want de oudste kleine wil mee.
Column van Joost Mangnus
Toen hij wel wilde lopen maar niet wilde helpen, was het bijna onmogelijk om boodschappen te doen.
Op zich ben ik wel van het positief opvoeden. Van het benadrukken van al het goede. Van complimentjes geven. Een aai op zijn bol. Je kent het wel. Ik probeer niet te veel ‘nee’ of ‘niet’ te zeggen. Maar in de supermarkt was dat even heel lastig. Bijvoorbeeld als de oudste kleine de pakken tortilla uit de vakken haalde. De flessen rangschikte. De potjes tegen elkaar duwde. De blikjes tomatenpuree stapelde. De zakken met pasta liet vallen. Meerdere spenen voor zijn zusje pakte.
Op den duur was ik wel uitgecomplimenteerd. Dan klonk ‘Wat klinken die flessen mooi’ niet geloofwaardig meer. Of: ‘Je hebt straks geluk, jongen, met die scherven.’ ‘Wat een hoge blikjestoren’. ‘Wat knap dat je die pasta even kon tillen.’ ‘Fijn, een speen voor elke dag van de week.’ Dus tja, ik zei af en toe ‘nee’ en ‘niet doen’.
Totdat hij zich weer verder had ontwikkeld. En hij wilde helpen. Nu rijdt hij met zijn eigen blauwe boodschappenmandje rond. Omdat dat mandje van die handige wieltjes heeft, kan hij duwen of trekken. Maar hij kan het natuurlijk ook laten staan. Zoals hij regelmatig doet. Midden in het gangpad natuurlijk. Zodat hij zijn handen vrij heeft om de boodschappen aan te pakken. Daar loopt hij dan mee naar het mandje, waar hij het inlegt. Nou ja, in legt. Hij gooit het erin. Als een volleerde basketballer.
Hij vindt het kei stoer, die boodschappen aanpakken en dan in het mandje gooien. Vooral als het zwaar is. Zoals een pak yoghurt. Zijn koppie straalt. Langzaam pakt hij de yoghurt van me aan. En dan loopt hij voorzichtig met dat zware pak naar zijn mandje. Om het er dan in te dunken.
Ik hoef echt niet te proberen om zelf de yoghurt in het mandje te doen. Dan haalt hij het eruit, loopt hij ermee rond, om het vervolgens van iets grotere afstand in zijn mandje te smijten. Uit protest. Soms een glibberig protest, als hij net naast het mandje gooit.
Dat wordt wat als zijn zusje ook kan lopen en ook alles wil aanraken. En ik haar ook maar zo’n mandje geef.
Ik zie me daar al lopen, met de twee Lombokkertjes en hun eigen mandje. Dan kunnen de andere boodschappers er al helemaal niet meer langs. Om te veel overlast te vermijden, moet ik het de kleintjes wel naar de zin maken. Zodat ze niet gaan huilen of schreeuwen. Daarom moet ik alles maar in tweevoud kopen.
Want stel dat ik één yoghurt koop. Wie gaat dat dan in zijn mandje gooien? Ik hoor ze al roepen. ‘Ikke, ikke, nee ikke’. Ik kan dan wel tegen de ander zeggen dat zij de melk mag gooien, maar of ze het daar mee eens is, is nog maar de vraag. Om alle discussie voor te zijn – en om nog een beetje tempo in het boodschappen te houden – koop ik alles twee keer. Of vier keer. Zes keer. Als het maar deelbaar is door twee. Twee pakken tortilla. Vier tomaten. Zes blikjes tomatenpuree. Twee zakken pasta. En dus twee liters yoghurt.
Zo koop ik wel veel meer dan anders. Als ik dan nog elke dag boodschappen ga doen, puilt de voorraadkast snel uit. Dus zal ik maar minder vaak op pad gaan. En zal ik ook moeten plannen wat ik ga kopen. Want als we nog veel yoghurt hebben, kan ik dat beter niet meer halen.
Ze veranderen alles, die kids.
Zelfs mijn principes.
Joost Mangnus